Het Geheimzinnige Eiland<br />De Verlatene by Jules Verne (early readers .txt) đź“–
- Author: Jules Verne
Book online «Het Geheimzinnige Eiland<br />De Verlatene by Jules Verne (early readers .txt) 📖». Author Jules Verne
Cyrus Smith merkte zelfs op, dat, zoo er door de rotsmassa heen gemeenschap had bestaan tusschen den onbekende en de bewoners van het Rotshuis en zoo Top die als het ware vermoed had, deze gemeenschap althans in dezen tijd niet bestond.
Nooit bromde de hond meer, evenmin legde de aap eenige onrust aan den dag. De twee vrienden—want dit waren zij—snuffelden niet meer om de opening van den put; zij blaften en knorden niet meer op die zonderlinge wijze, die reeds in het begin de aandacht van den ingenieur getrokken had. Maar kon deze verzekeren dat dit raadsel uit was en dat het nooit opgelost zou worden? Kon hij verklaren dat er niet weder iets zou voorvallen, dat deze geheimzinnige persoon nogmaals op het tooneel bracht? Wie weet wat er nog voor de toekomst overbleef?
De winter liep ten einde, maar in de eerste lentedagen viel er iets voor dat ernstige gevolgen kon hebben.
Toen Cyrus Smith den 7den September den top van den berg Franklin opnam, zag hij eenige rookwolken uit den krater opstijgen, die zich in de lucht verspreidden!
De vulkaan ontwaakt.—Het zachtere jaargetijde.—Hervatting van het werk.—De avond van 15 October.—Een telegram.—Een verzoek.—Een antwoord.—Vertrek naar de kraal.—Het bericht.—Een nieuwe lijn.—De basaltkust.—Bij hooge zee.—Bij lage zee.—De grot.—Een schitterend licht.—Hij is gevonden.
De kolonisten, die door Cyrus Smith gewaarschuwd waren, staakten hun arbeid en aanschouwden zwijgend den top van den Franklinberg.
De vulkaan was dan weder in werking gekomen, en de dampen [177]waren door de laag erts op den bodem van den krater gedrongen. Maar zou het onderaardsche vuur tot een hevige uitbarsting komen? Dit kon men niet verhoeden.
De echo herhaalde het rollen van den donder. Blz. 184.
[178]
Maar al gebeurde het, dan was het nog niet waarschijnlijk dat het eiland Lincoln in zijn geheel er onder zou lijden. De uitbarstingen van vulkanen zijn niet altijd noodlottig. Zooals de lavastroomen langs de noordelijke berghelling getuigden, was het eiland reeds aan zulk een beproeving onderhevig geweest.
Cyrus Smith sprak er met zijn metgezellen over en, zonder den toestand te overdrijven, deelde hij hun het voor en tegen er van mede.
Men kon er in ieder geval niets tegen doen. Wanneer de grond ten minste niet door een aardbeving vaneen gescheurd werd, scheen het Rotshuis nog geen gevaar te loopen. Maar de kraal werd ernstig bedreigd, wanneer zich aan de zuidelijke helling van den berg een nieuwe krater opende.
Van dien dag af bleef er steeds een rookwolk uit den top van den berg opstijgen, en men zag zelfs dat zij grooter en breeder werd, zonder dat er zich echter nog vlammen vertoonden.
Het werk was intusschen weder voortgezet. Men haastte zich zooveel mogelijk met het bouwen van het vaartuig.
Tegen het eind van de maand September was de romp van het schip gereed. Het ijzerwerk van de oude brik was grootendeels behouden. Pencroff en Ayrton hadden er een groot aantal ijzeren bouten en koperen spijkers uitgehaald. Dit bespaarde werk aan de smeden, maar de timmerlieden moesten niettemin hard voortwerken.
De arbeid aan de werf moest nogmaals gestaakt worden wegens het oogsten, hooien en inhalen van hetgeen het bouwland op de bergvlakte opleverde.
’s Avonds waren de ijverige werklieden dikwijls zeer moe. Om geen tijd noodeloos verloren te laten gaan had men het uur van den maaltijd op den middag gesteld en zij gebruikten slechts hun avondmaal wanneer de schemering ingevallen was. Dan keerden zij naar het Rotshuis terug om zich zoo spoedig mogelijk ter rust te begeven.
Soms, wanneer er een belangrijk onderwerp behandeld werd, bleef men menigmaal langer op dan gewoonlijk. De kolonisten spraken over de toekomst en over de verandering, die er in hun toestand zou komen, wanneer zij een reis naar de meest nabij gelegen kust met hun vaartuig ondernamen.
Maar met al die plannen bleven zij toch bij de gedachte om later weer naar Lincoln terug te keeren. Nooit zouden zij die kolonie verlaten, die met zooveel moeite gesticht was en die zoozeer in bloei zou toenemen wanneer zij in gemeenschap was met Amerika.
Pencroff en Nab hoopten er hun leven te eindigen.
“Harbert,” zeide de zeeman, “zult gij nooit het eiland Lincoln verlaten?”
“Nooit, Pencroff, en vooral niet als gij er blijft!”
“Dan is het in orde, mijn jongen,” antwoordde Pencroff, “ik zal [179]u wachten! Gij brengt mij uw vrouw en kinderen, en van de kleine jongens zal ik wakkere kerels maken!”
“Aangenomen!” antwoordde Harbert lachend.
“En gij, mijnheer Cyrus,” ging Pencroff opgewonden voort, “gij moet altijd de gouverneur van het eiland blijven! Hoeveel inwoners zou het kunnen bevatten? Tien duizend minstens!”
Zoo keuvelde men voort, en de reporter ging zelfs zoover dat hij een courant oprichtte, de New-Lincoln-Herald getiteld.
Zoo is de mensch nu eenmaal. De behoefte om iets te doen dat blijft bestaan, dat hem overleeft is het krachtigst bewijs van zijn meerderheid boven alles wat op aarde bestaat. Daardoor is zijn heerschappij gevestigd, en wordt zij door de geheele wereld gerechtvaardigd.
En wie kon zeggen of Jup en Top zich ook niet een toekomst droomden?
Ayrton hoopte in stilte, dat hij lord Glenarvan terug mocht zien en zich aan allen mocht vertoonen, zooals hij nu was: zedelijk geheel verbeterd.
Den avond van 15 October was men langer blijven praten dan gewoonlijk. Het was negen uur. Hier en daar merkte men aan een moeilijk bedwongen geeuwen dat het uur om naar bed te gaan gekomen was en Pencroff stond juist op toen het klokje der telegraaf plotseling het signaal gaf en luide in de zaal weerklonk.
Allen waren aanwezig. Cyrus Smith, Gideon Spilett, Harbert, Ayrton, Pencroff en Nab. Geen der kolonisten waren dus in de kraal.
Cyrus Smith was opgestaan. Zijn metgezellen zagen elkander aan, meenende dat zij niet goed gehoord hadden.
“Wat beteekent dat!” riep Nab uit. “Is dat de duivel die seint!”
Niemand antwoordde.
“Er is onweer aan de lucht,” merkte Harbert op. “Kan de invloed van de electriciteit?....”
Harbert voleinde zijn zin niet. De ingenieur, op wien aller blikken gericht waren, schudde ontkennend het hoofd.
“Laten wij wachten,” zeide Gideon Spilett. “Wanneer het een sein is, zal het herhaald worden, wie het dan ook moge gegeven hebben.”
“Maar wie zou het geven?” riep Nab uit.
“Wel!” antwoordde Pencroff, “hij die....”
De zeeman had nog niet uitgesproken toen wederom de telegraaf het klokje in beweging bracht.
Cyrus Smith ging naar den toestel en vroeg langs de lijn:
“Wat verlangt gij?”
Eenige oogenblikken later bewoog de wijzer zich over de wijzerplaat en gaf hij het volgende antwoord aan de bewoners van het Rotshuis:
“Kom zoo spoedig mogelijk naar de kraal.”
“Eindelijk,” zeide Cyrus Smith. [180]
Ja! Eindelijk! Het geheim zou ontsluierd worden!
Alle behoefte aan rust had voor de kolonisten opgehouden bij de gewichtige zaak, die hen naar de kraal dreef. Zonder een woord te wisselen, waren zij binnen weinige oogenblikken buiten het Rotshuis op de kust. Jup en Top waren alleen achter gebleven. Men kon hen missen.
De nacht was donker. Het was dien dag nieuwe maan en zij was gelijk met de zon verdwenen. Zooals Harbert reeds opgemerkt had, hingen er zware donderwolken, waardoor de sterren onzichtbaar waren. Reeds werd de horizon verlicht door den bliksem van een verwijderd onweder.
Waarschijnlijk zou, eenige uren later, de donder over het eiland rollen. Het was een onheilspellende nacht.
Maar hoe diep de duisternis ook ware, zij kon de kolonisten niet weerhouden, die met den weg naar de kraal genoeg bekend waren om hem in donker te volgen. Zij volgden den linkeroever van de Mercy, bereikten de bergvlakte en gingen, dwars door het bosch, naar de kraal.
Zij stapten flink door, ten prooi aan de levendigste aandoening. Niemand twijfelde of zij zouden eindelijk de oplossing van het raadsel vernemen, den naam van dat geheimzinnige wezen, dat van zoo beslissend belang in hun leven was geweest, zoo edelmoedig in zijne bemoeiingen, zoo machtig in zijn daden! Daar de onbekende zich in hun lotgevallen gemengd had, konden hem ook de kleinste bijzonderheden er van niet verborgen zijn en moest hij alles hebben kunnen hooren wat in het Rotshuis gesproken werd om altijd te juister tijd te hebben kunnen handelen.
Allen waren in gedachten verzonken. Onder die zware boomen was de duisternis zĂło dicht, dat men zelfs het einde van den weg niet kon zien. Het bosch was doodstil. Vogels en andere dieren zaten onbeweeglijk en gedrukt door de zwaarte der atmosfeer. Geen blad bewoog zich. Alleen hoorde men de stappen van de kolonisten op den harden grond weerklinken.
Het stilzwijgen werd slechts afgebroken door de opmerking van Pencroff.
“Wij hadden een lantaarn mee moeten nemen.”
Het antwoord van den ingenieur luidde:
“Wij zullen er in de kraal een vinden.”
Cyrus Smith en zijn metgezellen hadden ten negen uur twaalf minuten het Rotshuis verlaten. Ten negen uur zeven en veertig minuten hadden zij drie mijlen afgelegd van de vijf die de monding der Mercy van de kraal scheidde.
Op dat oogenblik schoten helle bliksemschichten over het eiland en verlichtten de scherpe, donkere omtrekken van het gebladerte. Die felle stralen verblindden de voetgangers; het onweder kon niet ver af zijn. De bliksem werd al feller en feller: in de verte rolde [181]de donder door het zwerk. Loodzwaar drukte de dampkring.
....zag men een lang voorwerp op het water drijven. Blz. 187.
De kolonisten gingen voort als door een onweerstaanbare kracht gedreven. [182]
Eindelijk zagen zij bij het felle licht van een bliksemstraal de omheining van de kraal, en nauwelijks waren zij er binnen of de bui barstte hevig los.
Snel begaven allen zich naar de woning.
Mogelijk was het huis door den onbekende bewoond, daar het telegram van daar was uitgegaan. Het venster was echter niet verlicht.
De ingenieur klopte aan.
Geen antwoord.
Hij opende de deur en de kolonisten traden de donkere kamer binnen.
Nab maakte vuur, en een oogenblik later doorzocht men met de lantaarn alle hoeken van het vertrek....
Er was niemand. Alles was zooals men het verlaten had.
“Zijn wij dan door zinsverbijstering misleid?” mompelde Cyrus Smith.
Neen! dat was niet mogelijk! Het telegram luidde:
“Kom zoo spoedig mogelijk naar de kraal.”
Men ging naar het tafeltje dat uitsluitend voor den telegraafdienst bestemd was. Alles was op zijn plaats.
“Wie is hier het laatst geweest?” vroeg de ingenieur.
“Ik, mijnheer Smith,” antwoordde Ayrton.
“Dat was?....”
“Vier dagen geleden.”
“Een briefje!” riep Harbert uit, terwijl hij naar een papier op tafel wees.
Op dat papier stonden in het Engelsch de woorden:
“Volgt de nieuwe lijn.”
“Voorwaarts!” beval Cyrus Smith, die aanstonds begreep, dat het telegram niet van de kraal was afgezonden, maar van de geheimzinnige schuilplaats die door een zijlijn in onmiddellijk verband stond met het Rotshuis.
Nab nam de lantaarn en allen verlieten de kraal.
Het onweder woedde vreeselijk. De seconden die verliepen tusschen den bliksem en het invallen van den donder werden elk oogenblik minder. Weldra zou de bui den berg Franklin en het geheele eiland omhullen. Bij het licht zag men den top van den vulkaan door een rookwolk omringd.
Van het huis naar de omheining vond men geen zijlijn; maar Cyrus Smith volgde de lijn en bij den eersten paal zag hij den nieuwen draad van den isolator naar den grond loopen.
“Daar is hij!” zeide hij.
De lijn liep over den grond, maar was geheel door een isoleerende zelfstandigheid omkleed, als een onderzeesche kabel, zoodat de stroom niet verbroken werd. De zijlijn liep naar het westen.
“Laten wij haar volgen!” zeide Cyrus Smith.
Dan eens geleid door het licht van den lantaarn dan weder door de bliksemstralen hielden de kolonisten den weg, welken de lijn aangaf. [183]
De donder rolde nu zonder ophouden en was zoo hevig dat men geen woord verstaan kon. Men behoefde ook niet te spreken; men moest slechts voorwaarts, de lijn volgende.
De ingenieur had gemeend, dat de draad in de vallei zou eindigen en dat daar de schuilplaats van den onbekende zou wezen.
Hij had zich vergist. Men ging steeds voort in zuidwestelijke richting, over de basalt-rotsen heen. Van tijd tot tijd tastte een van de kolonisten naar den draad om zoo noodig de richting aan te geven. Maar het leed geen twijfel meer of deze liep recht naar zee. Daar, verborgen in de een of andere rots, zou de woning zijn, die men tot nog toe te vergeefs gezocht had.
De hemel was geheel en al vuur. De eene bliksemstraal volgde onmiddellijk op den andere. Menigmaal werd de top van
Comments (0)